Moeten we stoppen met het eten van rood vlees?
18 novembre 2025
Sarah De Munck

De impact van rood vlees: tussen milieu en gezondheid

Een zwaargewicht in de uitstoot van broeikasgassen

De consumptie van rood vlees wordt regelmatig bekritiseerd vanwege de impact op het milieu. Volgens gegevens verzameld door Our World in Data en onder meer gedeeld door de blog Bon Pote, is de veeteelt voor vleesproductie verantwoordelijk voor ongeveer 15% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen. Ter vergelijking: de luchtvaartsector vertegenwoordigt ongeveer 5% van de totale uitstoot.

Niet alle dierlijke eiwitbronnen hebben echter dezelfde impact. Rundvlees springt er duidelijk uit: de productie ervan genereert tot tien keer meer uitstoot dan andere bronnen zoals gevogelte, vis, eieren of zelfs varkensvlees. Dit verschil wordt verklaard door verschillende factoren: het methaan dat door herkauwers wordt uitgestoten, de ontbossing die gepaard gaat met extensieve veeteelt en de grote hoeveelheid hulpbronnen die nodig zijn om deze dieren te voeden.

Bewezen risico’s voor de gezondheid

De impact van rood vlees beperkt zich niet tot het milieu: ook de menselijke gezondheid wordt beïnvloed. Verschillende onderzoeken (Larson & Orsini, 2014; Pan, 2012; Sinha, 2009), geanalyseerd in de review van Allison & Silva (2016), tonen een verband aan tussen een hoge consumptie van rood vlees en een verhoogde sterfte door alle oorzaken.

In 2015 heeft het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) bewerkt vlees (charcuterie, ham, worsten, enz.) geclassificeerd als kankerverwekkend voor de mens (groep 1), en rood vlees als waarschijnlijk kankerverwekkend (groep 2A) (IARC Monografie, deel 114).

De cijfers spreken voor zich:

  • Het dagelijks consumeren van 50 g bewerkt vlees of 100 g rood vlees verhoogt het risico op het ontwikkelen van colorectale kanker met 17% in de loop van het leven.
  • Regelmatige consumptie van rood vlees wordt ook in verband gebracht met andere vormen van kanker, waaronder pancreas-, prostaat- en maagkanker.

Het beschermende effect van voedingsvervanging is eveneens gedocumenteerd. Een Europese studie (Ibsen et al., EPIC InterAct Study, 2020) toonde aan dat het vervangen van 50 g rood vlees per dag door noten, volkoren granen of zuivelproducten het risico op type 2-diabetes aanzienlijk kan verlagen, met een geschatte vermindering van 8 tot 9% nieuwe gevallen.

In België schatte een studie van The Shifters dat als de bevolking de voedingsaanbevelingen voor rood vlees zou volgen, dit niet alleen zou leiden tot een vermindering van 1,4 miljoen ton CO₂-uitstoot per jaar, maar ook tot het vermijden van ongeveer 1.000 gevallen van colorectale kanker per jaar (ongeveer 10% minder).

Moeten we rood vlees volledig schrappen?

Men zou kunnen denken dat het volledig stoppen met de consumptie van rood vlees zowel de uitstoot van broeikasgassen zou verminderen als de gezondheidsrisico’s zou beperken. Maar voordat we tot zo’n conclusie komen, is het nuttig om te kijken naar de realiteit van onze landbouwlandschappen.

Wallonië, een gebied vol weilanden

Volgens gegevens van het studiecentrum SYTRA, onder leiding van Philippe Barret, bestaat ongeveer 44% van het Waalse grondgebied uit landbouwgebied. Daarvan is 52% grasland, waar koeien grazen. Ter vergelijking: slechts 20% van de landbouwoppervlakte is bestemd voor plantaardige voeding voor menselijke consumptie. Meer in detail: 5% van de percelen is gewijd aan aardappelen en 5% aan bieten voor menselijke consumptie.

Graslanden: weinig afhankelijk van pesticiden

Deze cijfers worden bijzonder betekenisvol wanneer we ze in verband brengen met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. In Wallonië wordt op graslanden slechts een minimale hoeveelheid pesticiden gebruikt in vergelijking met andere teelten.

Daarentegen zijn bieten en aardappelen — die samen slechts 10% van de landbouwoppervlakte uitmaken — verantwoordelijk voor maar liefst 55% van het totale pesticidegebruik op het grondgebied.

Sytra (2019), Quelles agricultures en 2050?
Sytra (2019), Quelles agricultures en 2050?

Dus, moeten we de weilanden vervangen door gewassen voor menselijke voeding? Het vervangen van graslanden door teelten voor menselijke consumptie zou waarschijnlijk een belangrijke consequentie hebben: een significante toename van het pesticidegebruik. Met andere woorden: hoewel graslanden vandaag sterk verbonden zijn met veeteelt en de productie van rood vlees, blijven het toch interessante landbouwoppervlakken vanuit ecologisch oogpunt, omdat ze bijdragen aan een lagere totale inzet van chemische producten.

Andere milieuvoordelen

Weilanden spelen een essentiële rol in onze landschappen, vooral voor de biodiversiteit. Ze zijn wijdverspreid, vaak soortenrijk en bieden tal van dieren schuilplaatsen en diverse voedselbronnen. In combinatie met andere landschapselementen zoals hagen, bomen, struiken en poelen vormen ze een divers geheel van ecologische habitats, die onmisbaar zijn voor het behoud van de plantaardige en dierlijke biodiversiteit (CELAGRI, 2021).

Ze vormen ook een doeltreffende barrière tegen erosie en uitspoeling. In vergelijking met akkerland hebben graslanden een tot tien keer lager risico op bodemverlies. Hierdoor beperken ze sterk de afvoer van nitraten en pesticiden naar het grondwater, terwijl ze ook erosieverschijnselen zoals overstromingen en modderstromen verminderen. Dit geldt vooral voor begraasde weilanden, die een betere bodemstructuur behouden dan gemaaide percelen.

Een ander, vaak onderschat voordeel is hun rol in de koolstofopslag. Dit ecosysteemdienst wordt meestal vooral aan bossen toegeschreven. Toch slaat een bos in onze gematigde klimaten gemiddeld 100 tot 250 ton koolstof per hectare op, terwijl een goed beheerd grasland tussen 50 en 150 ton per hectare kan opslaan. Hoewel bossen iets beter blijven in opslagcapaciteit, zijn graslanden verre van te verwaarlozen koolstofputten, zeker omdat ze ongeveer 50% van het territorium beslaan (CELAGRI, 2021). Het behoud van dit potentieel vereist echter een aangepast beheer, onder meer door overbegrazing te vermijden.

De aanwezigheid van dieren helpt deze open milieus in stand te houden, waardoor extensieve veeteelt een van de meest effectieve manieren is om graslanden te behouden. Over het geheel genomen spelen deze ecosystemen een sleutelrol in de kwaliteit van drinkwater, de luchtkwaliteit, de aanwezigheid van bestuivers, de biodiversiteit en zelfs de klimaatregulatie (CELAGRI, 2021).

Gemengde landbouw-veeteelt: een sleutelelement in agro-ecologie

Er bestaat vandaag een brede consensus over het belang van het combineren van akkerbouw en veeteelt binnen landbouwbedrijven die werken volgens de principes van biologische landbouw of agro-ecologie. Om een landbouw te ontwikkelen die meer verankerd is in haar territorium en minder milieueffecten veroorzaakt, zoals agro-ecologie nastreeft, blijkt de integratie van teelten en veeteelt een centrale hefboom (Peterson, 2020; Kronberg, 2021).

Veeteelt vermindert sterk de behoefte aan externe input dankzij het gebruik van lokaal geproduceerde mest, die de percelen rechtstreeks bemest. Deze complementariteit beperkt de nood aan externe nitraataanvoer. Begraasde graslanden bevorderen een grotere koolstofopslag in de bodem, verrijken de microbiële biodiversiteit, verbeteren de bodemstructuur en het waterbergend vermogen en verminderen erosie.

Deze integratie vermindert ook de afhankelijkheid van ingevoerd voeder. In gespecialiseerde veeteeltbedrijven komt het voeder vaak van buitenaf, terwijl het in gemengde systemen lokaal wordt geproduceerd, wat de economische autonomie van de landbouwers versterkt. Akkerbouwbedrijven zonder veeteelt kunnen daarentegen niet in biologische landbouw werken zonder mestaanvoer, aangezien externe inputs daar sterk gelimiteerd of verboden zijn.

Wetenschappelijke gegevens tonen aan dat gemengde bedrijven gemiddeld een derde meer koolstof in hun bodems opslaan dan akkerbouwbedrijven zonder veeteelt, terwijl ze tegelijkertijd hun impact op de biodiversiteit verbeteren (Peterson, 2020). Deze voordelen bestaan naast de uitstoot van broeikasgassen, met name methaan afkomstig van herkauwers, zoals eerder vermeld. Toch blijft gemengde landbouw-veeteelt een model dat moet worden aangemoedigd: het bevordert een autonomere, inputzuinigere en ecologisch coherente landbouw.

En op het bord, wat betekent dat?

Op nutritioneel vlak beïnvloedt de voeding van herkauwers rechtstreeks de samenstelling van hun vlees. Verschillende studies tonen een opvallend verschil aan tussen het vlees van dieren die hoofdzakelijk met gras gevoed zijn en dat van dieren die vooral granen krijgen (Nogoy, 2022). “Grass-fed” vlees is over het algemeen minder vet, bevat minder totale vetten en biedt een gunstiger vetzuurprofiel, met meer omega-3-meervoudig onverzadigde vetzuren — waaronder EPA en DHA — en minder verzadigde vetten. Het heeft dus een nutritioneel profiel dat als gunstiger wordt beschouwd voor de cardiovasculaire gezondheid.

Toch volstaan deze voordelen niet om de vele epidemiologische studies te weerleggen die, zoals eerder vermeld, aantonen dat een hoge consumptie van rood vlees gepaard gaat met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, bepaalde kankers en andere gezondheidsproblemen. Wanneer men echter twee soorten rood vlees vergelijkt, blijft het vlees van dieren die voornamelijk met gras zijn gevoed de meest interessante optie vanuit nutritioneel oogpunt.

Conclusie

Samengevat lijkt het noodzakelijk onze consumptie van rood vlees drastisch te verminderen, zowel om gezondheidsredenen als om klimaatredenen — waarbij die laatste bijzonder zorgwekkend zijn. Voor het deel vlees dat we toch blijven consumeren, is het verkiezen van lokaal vlees, afkomstig uit biologische veeteelt en gevoed met gras, een veel coherenter keuze. Bepaalde initiatieven, zoals het label “C-durable” in Wallonië, maken het bovendien mogelijk om landbouwbedrijven te identificeren die zich engageren voor milieuvriendelijke praktijken.


Bibliografie

Allison, R., & Silva, J. (2016). Review of red meat consumption and health outcomes.

CELAGRI. (2021). Rapport sur le rôle des prairies dans les écosystèmes agricoles.

CIRC / IARC. (2015). Monographie volume 114 : Évaluation de la cancérogénicité des viandes rouges et des viandes transformées.

Ibsen, et al. (2020). EPIC InterAct Study : Substitution alimentaire et risque de diabète de type 2.

Kronberg, S. (2021). Mixed farming systems and agroecology.

Larson, H., & Orsini, N. (2014). Meta-analysis on red meat consumption and mortality.

Nogoy, A. (2022). Grass-fed vs grain-fed beef: nutritional differences.

Pan, A. (2012). Red meat consumption and mortality risk.

Peterson, R. (2020). Integrated crop-livestock systems and carbon storage.

Sinha, R. (2009). Red meat intake and cause-specific mortality.

The Shifters. (Étude sur les émissions de GES et cancers colorectaux en Belgique).

Our World in Data & Bon Pote. (Données sur les émissions de gaz à effet de serre liées à l’élevage.)